Friday, May 04, 2007

Nepal en Bangkok

Drie dagen lang regent het nu al in Bangkok. Motregen afgewisseld met hardere vlagen. Dat is erg verrassend voor de tijd van het jaar. Normaal gezien is het hier nog kurkdroog, zeker tot het einde van mei. En dat alles terwijl ik onophoudelijk met berichten bestookt word om me vertellen hoe zomers het in Belgie is. Ondertussen zijn de klimatologen en andere wetenschappers druk in debatten verwikkeld, stijgt de verkoop van popcorn weer - nu de film van Al Gore uit de cinema is - en draait de wereld nog altijd even vrolijk rond haar as.

Maar goed, momenteel zit ik gestationeerd in Bangkok, na een lange slopende reis vanuit Kathmandu met een tussenstop in Kolkata (het vroegere Calcutta). In de stad dus waar drie jaar geleden alles begonnen is. De poort van Zuid-Oost Azie. Bangkok is voor mij een beetje thuiskomen, al moet ik bekennen dat er toch wel iets veranderd is. Bangkok is de oude niet meer. De gloednieuwe bijna futuristische internationele luchthaven moet dat de verse lading toeristen van meet af aan duidelijk maken. Don Muang heeft afgedaan en behandelt nog enkel de binnenlandse en vracht vluchten. De oude rammelende shuttle busjes die richting het centrum van de stad scheurden zijn ingeruild voor stijlvol blinkende lijnbussen, uitgerust met computerschermen en technologische snufjes. Alle snelwegen zijn heraangelegd met een verse laag asfalt. De sloppenwijken zijn weggeborsteld en vervangen door hypermoderne complexen. In Banglamphu zijn de laatste zandwegen geplaveid. Hippe winkels bezaaien de straten. En waar zijn de honderden en honderden tuktuks die je zo gezellig lastig vielen? De meesten zijn weg, verdwenen ... ze zijn er niet meer! Binnenkort worden de laatste der Mohikanen een melancholische attractie. Nu zwaaien steriele, geruisloze en op gas rijdende taxi's de plak. De Soi Rambutri is haar icoon kwijt: het oude, vuile en tot een tattoo shop omgebouwde caravannetje. Aan de uiteinden van de Thanon Khao San wordt je akelig met rust gelaten (op enkele werkloze klerenmakers na). Wat is er gaande? Waar is het karakter van Bangkok naartoe? Waar zijn haar oude verleidelijke charmen? Het drukt een beetje op m'n gemoed, maar niets blijft hetzelfde en alles verandert en het is beter om de feiten onder ogen te zien: de oude stad is er niet meer. Het nieuwe Bangkok is daar, popelend om een veelbelovende toekomst tegemoet te gaan en het tempo waaraan deze evolutie zich afspeelt doet Europa gelijken op een oude slapende tante die haar laatste adems blaast.

Om ons bij de realiteit neer te leggen en uit sociologische overwegingen besluiten de Schot Morgan (die ik heb leren kennen op de bus van Varanasi naar Nepal) en ik om de nieuwe trends wat beter in kaart te brengen en van naderbij te bestuderen. Aan de slag dus! We springen in de holst van de nacht een taxi in die (god zij dank ... niet alles is veranderd) nog steeds hardnekkig weigert om de meter te gebruiken en ons afzet aan de RCA, de "Royal Clubbing Area" of zo iets. Hypermoderne uitgangs arena's schieten hier als paddestoelen uit de grond. Redenen om niet binnen gelaten te worden zijn onder andere "het bezit van dodelijke wapens", "ongepast gedrag", ongelofelijk maar waar "een lichamelijke handicap", en natuurlijk de gebruikelijke dress code. Alvorens we door de security geraken om ons onderzoek te kunnen verder zetten moet ik in het kraampje aan de andere kant van de straat mijn comfortabele flipflops inruilen tegen een paar stijlvolle sportpantoffels. We wandelen van de ene blinkende danshal naar de andere, waar DJ's hun ding doen of live optredens plaatsvinden, doorheen heuse cowboy saloons, Romeinse tempels en Japanse lounge bars en paleizen waar honderden tot in de puntjes opgesmukte Thaise twintigers temidden van groenblauwe laserstralen uit de bol gaan op melodramatische populaire pop en softrock hits en de vreselijke R&B en hiphop beats. Onder normale omstandigheden zou een ouwe grunger als ik reeds lang zijn gevlucht, het hazenpad of meer ondergrondse oorden tegemoet. Maar alles voor de wetenschap... De plicht gaat voor! Iedereen drinkt uniform Johnny Walker whisky, red or black label naargelang smaak en budget, per fles verkocht (aan de prijs van een halve maandloon voor een landarbeider) en aangelengd met cola of soda. Obers vullen de glazen gretig bij. Een bezoek aan het toilet gaat gepaard met een schoudermassage tijdens het urineren en als je je handen wil wassen worden de kranen open en dicht gedraaid door lakeien die je achteraf een handdoek aanreiken... Het monotone gezaag van de muziek en de hypnotiserende flitsen doen me verzinken in een wazige nevel van gedachten en in mijn herinneringen drijf ik weg naar de met een dikke sneeuwlaag bekleede toppen van de Himalaya. Naar Nepal, want daar wou ik jullie eigenlijk over vertellen.

Ik wou jullie vertellen over het land van Prins Siddhartha, geboren in de 6de eeuw BC, die zich vrolijk op het pad van de meditatie begaf, hetgeen leidde naar zijn verlichting als de "Buddha", het land van de Indische Buddhistische keizer Ashoka, die het Buddhisme in de 2de eeuw BC populariseerde en wijd versprijde terwijl het later geleidelijk aan terrein verloor aan het opkomende Hinduisme. Over het land dat geplet ligt tussen het Tibetaanse plateau en de vlakten van het subcontinent - de moderne grootmachten China en India. Had ik jullie niet achtergelaten in Pokara, vanwaar ik zou inschepen met de vreemde Fransman Greg om samen de Annapurna's te veroveren? Stiekem verdenk ik Greg ervan geen Fransman te zijn, maar een Indier, in een van zijn vorige levens althans. Hij gaat gehuld in een lange witte longi (een soort rok of lendedoek) en wikkelt een witte tulband rondom zijn vroegkalende hoofd. Waar mogelijk beoefent hij yoga en mediteert, net zoals Siddhartha en Ashoka. Als circusartist jongleert hij 5 ballen door de lucht, hetgeen ons onderweg nog veel pret zal opleveren in onze contacten met de plaatstelijke bevolking en met de groepjes zich steendood vervelende soldaten (nu er een staakt het vuren is met de Maoisten). Budgettair gezien zal onze samenwerking ook zijn voordelen opleveren maar soms ook ergernis en frustratie, want Greg is de Franse chaumage ontvlucht en krap bij kas. Als een volleerde Indier of Israeli verdedigt hij zijn roepies zoals een bloedende hond zijn vel, op die manier bij tijd en stond de zachtaardige bergbevolking bruskerend. Maar onze ideeen over de tocht en ons wandelritme komen goed overeen en verrassend genoeg zullen we het drie weken met elkaar uithouden en zelfs een fantastische tijd beleven! Als moderne Kwik & Flupkes trekken we er dus op uit, het dak van de wereld en de hogere sferen tegemoet. Langs rivieren en valleien, pittoreske Nepalese en Tibetaanse bergdorpen met hun typische prayer wheels en gekleurde vlaggen, gompas en pagodas, over honderden hangbruggen en langs nog meer ravijnen, alsmaar klimmend naar de klimax van onze tocht, de gevreesde 5416 meter hoge bergpas: de Thorung La! Ezel caravanen kruisen onophoudelijk ons pad en hier en daar moeten we ons een weg hakken doorheen de meterhoge cannabisplanten die hier als onkruid langs de weg groeien. Na enkele dagen flink te hebben gemarcheerd reizen de eerste reuzen rond ons op: de meer dan 8000 meter hoge Manaslu, de +7000 meter hoge toppen van de Annapurna 2, 3 en 4 en de schattige Pisang peak. Later zullen zich ook de Gangapurna, de Nilgiri's en de intimiderende Dhaulagiri aan het lijstje toevoegen en zullen we doorheen de wolken en de mist de Annapurna South en flarden van de Annapurna 1 zien verschijnen. Af en toe zorgt Greg met zijn gebrekkig engels voor de nodige animatie. Zo vraagt hij om een boek "playing cards" en krijgt hij een bord "plain curd" (kwark) voorgeschoteld. We klimmen hoger en hoger doorheen het alsmaar veranderende landschap. Aan de flank van Anna 3 gaan we op bedevaart naar de grot van Milarepa, een merkwaardige Tibetaanse Yogi die daar zijn leven heeft gesleten (en groen zou zijn uitgeslaan door een dieet van netels). Het verschijnen van yaks maakt ons er attent op dat we de 4000 meter hebben overschreden. In deze regionen vinden we nog pure yak of beter gezegd "nak" kaas, want dat is zijn vrouwtje. Scherp, pittig en overheerlijk. Betere kaas vind je wellicht niet in Azie. En voor we het goed en wel beseffen staan Greg en ik in Thorung Pedi, letterlijk de "voet van de Thorung". Aangezien Greg bespaard heeft op warme kleren (hij heeft de binnenvoering van zijn jas voor 50 roepies verkocht - ongeveer een halve euro - en zijn rugzakje enkel met goedkope pindakoeken gevuld) grijpt een plotselinge angst hem bij de keel. We besluiten om te overnachten in de High Camp, op een hoogte van circa 4800 meter. Voordeel is dat we de volgende dag minder vroeg uit de veren moeten en dus sneller door de warmte van de zon omhelsd zullen worden. Nadeel is dat het op deze hoogte moeilijk ademen is en natuurlijk ijskoud. We hebben geen slaapzakken met ons mee en de hele namiddag en avond liggen we in een halve coma onder de dekens, ons verstoppend voor de kou. Een boek vasthouden of de bladzijden omdraaien is onmogelijk zonder dat de vingers van onze handen vriezen. De volgende ochtend gaan we heel vroeg en met de moed der wanhoop in de nog door sterren verlichte nacht op weg. Greg heeft een laken rond zijn nek gewikkeld en mijn vuile sokken gebruikt hij als handschoenen. Zijn stoffen pantoffels zijn waterdicht gemaakt met zakjes plastic. En op deze manier klimmen we gestaag hoger tot de eerste zonnestralen de komst van de ochtend verraden. We zijn gered! Terwijl het witte tapijt van sneeuw wordt opgelicht en de grillige rotsformaties zich alsmaar scherper aftekenen voert de maan een lange strijd met de zon om de heerschappij aan het firmament. Als helden draven we opgewarmd verder door de sneeuw, de Thorung La al juichend over en meer dan 1600 meter terug afdalend in de zich openende vallei. We kamperen in het bedevaartsdorpje van Muktinath, wiens naam "bevrijding uit het leven" betekent, de poort naar het Nirvana dus, we doorkruisen haast middeleeuwse Tibetaanse dorpjes als Kagbeni en staan voor de poort van Upper Mustang, het verborgen koningkrijk of de verboden vallei. Net voor de Chinese inval scheurde dit kleine koningkrijkje zich af van Tibet om zich aan te sluiten bij Nepal, haar toekomst zo in veiligheid stellend. Een meesterlijke politieke zet! En zo gaat onze tocht verder, doorheen het appeltaarten paradijs van Marpha en nog zo veel meer tot we uiteindelijk op het dak van de bus, lang uitgestrekt in de magische melancholische gloed van de avondzon, helemaal voldaan terug naar Pokara bollen.

En via het bijna utopische Newari dorpje van Bandipur rijden we uiteindelijk de Kathmandu vallei binnen, een schatkamer van culturele monumenten. De stad zelf natuurlijk met haar bruisende kronkelende straatjes en haar ontelbare tempels, pagodas en paleizen, haar levende godin de Kumari Devi in haar gouden kooi en zo veel fascinerends te ontdekken. Swayambhunath of in de volkse mond de "monkey temple", een gigantische over de stad uit torenende stupa. Pashupatinath, een van de belangrijkste Shiva tempels van het subcontinent, waar zakenman-priesters fortuinen verdienen en rood en wit gepoederde rasta-sadhus als fotomodellen wedijveren voor de roepies van de toeristen. De stad licht echter ook een ander facet op van het land, dat van armoede en lijmsnuivende straatkinderen. Volgens de Nepalese jaartelling zijn we begin 2064 en dat is precies 1 jaar nadat hevige rellen de koning (die de macht had gegrepen om met harde hand de Maoisten te lijf te gaan) terug op zijn plaats hebben gezet en de huidige coalitieregering van start is gegaan. De mensen hopen nu op betere tijden...

En dan hebben we natuurlijk de omliggende vallei, met Bodhnath, het religieuze centrum van de Tibetaanse vluchtelingen en de thuis van een van 's werelds grootste stupa's. De statige huizen en de met goud beladen gompa's verraden een niet geringe mate van welvaart. Patan en Bhaktapur, twee oude en traditionele Newari handelsdorpen, gelegen op de oude handelsroute van Tibet naar India, met hun kasseien straten, kasten van houten en bakstenen handelshuizen, bloeiende ambachten (pottenbakkers, houtbewerkers en wevers), talloze "chowks" waarrond er zich een antiek web van pleintjes, tempels, waterputten, wasplaatsen en kronkelende stegen spint.

En nu bevind ik me dus in het andere uiteinde van de tijd: het nieuwe Bangkok, waar ik dringend mijn propere was moet gaan afhalen. Anders mis ik straks nog de bus naar het zuiden. Het wordt hoog tijd om nog eens in het water te duiken. Drie jaar geleden kwam ik in Koh Tao voor het eerst in contact met de onderwaterwereld. Ik vraag me af of deze lokatie me nu nog kan bekoren. Want ondertussen ben ik de prachtige oosterschelde gewoon en valt dat niet moeilijk te overtreffen?

No comments: