Nooit eerder bezorgde het ‘zelf’ ons zo veel last. Wanneer de mens voor het eerst van zichzelf bewust werd, stelden er zich nog geen problemen. Zijn identiteit hing stevig vast aan zijn familiale, territoriale en religieuze banden. De miserie begon pas later. Met de geleidelijke expansie van zijn (zelf)bewustzijn begonnen deze verbindingen te spannen. In de loop van de moderniteit werd de druk op de ketel zo groot dat hij ze doorsneed. De dwangbuis van traditionele instituties werd uitgetrokken. Stond het zelf dan in zijn blootje? Niet helemaal. Eigenhandig ontwierp de mens een nieuwe garderobe vol met sprankelend moderne organisaties (bedrijven, banken, vakbonden, ziekenfondsen, etc.) waarvan hij werknemer, klant of lid werd. Aanvankelijk leken deze structuren hem evenveel stabiliteit te verschaffen als de oude instituties, maar tegen de alsmaar sneller malende tand des tijd bleken ze niet bestand. Verdwijnen ze niet, dan veranderen ze wel. Het zelf werd opgezadeld met de lastige (misschien zelfs onmogelijke) taak om zich in een immer veranderende wereld stabiel overeind te houden. Ondertussen lijkt niets nog vanzelfsprekend of vooraf bepaald. In de laat-moderniteit werd onvrije zekerheid ingeruild voor onzekere vrijheid. Het sedentaire zelf werd nomadisch: niet langer een gegeven maar een arbeidsintensief en wankel project. Is dat de prijs die de mens voor zijn (keuze)vrijheid betaalde? Sommige mensen gaan zelfs letterlijk op reis om deze slopende opdracht te ontlopen. Onderweg naar elke nieuwe bestemming kunnen ze hun oude (mislukte) zelf weer achterlaten. Intussen zijn de sociale media de ‘doe-het-zelf bouwdozen' voor de constructie van het zelf geworden. Het credo van de postmoderne mens luidt niet langer "je pense donc je suis" maar "I like, dus ik besta" of nog beter: "Ik word ge-liked, dus ik besta". Hoe on(zelf)zekerder men wordt, hoe luider men ‘tweet’ (in de hoop om in de reactie van de ander de bevestiging van zijn bestaan te vinden). Helaas vormen deze sociale media een weinig solide basis om het zelf te kunnen opbouwen. Even snel als men vrienden maakt, worden relaties online weer verbroken. Al snel verliest men zichzelf in het oorverdovende gekwetter van de virtuele jungle. In hun dagboeken schrijven tienermeisjes ‘de ziel uit hun lijf’ (tot ze moeten gaan werken of een kind krijgen en daar geen tijd meer voor hebben). Maar ook dat zet geen zoden aan de dijk. Wilkinson en Pickett (2009) merkten in hun boek The Spirit Level op dat op het toppunt van onze (materiële) welvaart de mens door angst wordt geteisterd, vatbaar is voor depressies, bezorgd is over hoe de ander hem bekijkt en onzeker is over zijn vriendschappen. “How is it that we have created so much mental and emotional suffering despite levels of wealth and comfort unprecedented in human history”, vragen zij zich af. In moderne, welvarende landen als België rijzen zelfmoordcijfers de pan uit. “Elke dag maken bijna drie Vlamingen een einde aan hun leven. Meer dan tien keer zoveel mensen doen een poging tot zelfdoding” (Vlaams Agentschap Zorg en Gezondheid, 2012). Het lijkt wel alsof het zelf van zichzelf tracht af te geraken. Wat is er toch aan de hand? Waarom bezorgt het ons zo veel miserie? En, in godsnaam, wat is het zelf nu eigenlijk? Ziezo, de onderzoeksvragen zijn gekend, de probleemstelling werd geformuleerd. Hoog tijd nu voor een experiment!
Daarvoor neem ik de lezer mee naar Peru anno 2007. Ik bevind me in de omgeving van de Maantempel (een oude Incatempel even buiten Cuzco, nu vervallen tot ruïnes). Daar kan men het sap van de San Pedro cactus drinken, een plant die bekend staat om zijn entheogene eigenschappen (het bevat namelijk mescaline). De Inca’s beschouwden het als een heilige plant en gebruikten het voor geneeskundige doeleinden. “San Pedro reconnects us to ourselves, and also to mother earth”, aldus de reclamefolder. In grote slokken ledig ik de beker met het groene, slijmerige sap en al snel voel ik het aangekondigde misselijke gevoel in me opkomen. Wetenschap is vaak geen pretje, maar dat wist Max Weber, één van de grondleggers van de sociologie, ook al (al doelde Weber natuurlijk op een andere vorm van misselijkheid, namelijk de walging van de wetenschapper die op een waarheid stuit die niet strookt met zijn waarden). Even later trekt de misselijkheid weg en begint de plant te werken. Wat volgt zijn enkele uittreksels uit mijn veldnota’s. “Ik verlaat het huis en wandel de bergen in. Hoog boven mij vliegt een vogel. Glashelder hoor ik elke slag van zijn klapwiekende vleugels. Haarfijn voel ik de door zijn vleugels verplaatste lucht over mijn huid strijken. Met de precisie van een dier registreren mijn zintuigen zelfs de kleinste prikkels. […] Een kudde schapen graast langs het pad. Enkele herdershonden komen grommend naar mij toegelopen, de tanden ontbloot. Maar er is geen enkele scheiding tussen ons, dus ik voel geen angst maar enkel vrede. Ik ben de hond. En de hond is mij. Ik wandel dwars doorheen de kudde. De honden stoppen met grommen en lijken mij te negeren, alsof ik er niet ben. De schapen grazen onverstoord verder. […] Ik klauter verder omhoog. Op de top van de berg aangekomen wandel ik over een smalle kam. Ik kijk naar beneden. Links en recht gaapt een diepe afgrond. Vreemd genoeg voel ik geen enkele angst, want ik ben het verlengde van de berg en de berg is het verlengde van mij. Ik voel elke steen, zelfs de kleinste korrel zand onder mijn voeten. Wij vloeien in elkaar over. Hoe zou ik ooit ‘van mezelf’ kunnen vallen? […] Ik ervaar geen enkele scheiding. Ik ben één met alles. Nog nooit voelde ik mij zo rustig, vredig en helder.” Wat kunnen wij hieruit afleiden? Onder de invloed van San Pedro schittert het zelf door afwezigheid. Enkele slokken cactus sap en het zelf verdampt als mist onder de zon. En dat was eerder bevrijdend dan angstaanjagend. Niet dat het zelf er niet meer was, maar het was geen afzonderlijke entiteit: ‘het zelf was niets op zichzelf’. Is het dan een constructie van de geest, een luchtkasteel, niet meer dan een illusie? Wat voor zin heeft het dan om het zelf zo hardnekkig in stand te houden? Maken mensen zich, letterlijk, druk om 'niets'? Of vertroebelde de mescaline mijn denkvermogen en hallucineerde ik mijn eigen afwezigheid?
Ik zet mijn onderzoek (online) verder. Neem nu de case van Dr. Jill Bolte Taylor, een neurobioloog onder andere verbonden aan Harvard. In 1996 werd ze getroffen door een ernstige hersenbloeding in de linker hersenhelft en werd ze heen en weer geslingerd door een ervaring van ‘totale eenheid’ en de overlevingsreactie van haar rechter hersenhelft die haar afgescheiden persoonlijkheid in stand wilde houden. In haar boek ‘My Stroke of Insight’ en in de lezingen die zij houdt, rapporteert ze de feiten: “Because I could no longer determine the boundaries of my body, I felt enormous and expansive. I felt at one with all the [creative] energy that was, and it was beautiful there. […] And I felt this sense of peacefulness. […] I felt enormous and expansive just like a gini liberated from her bottle. Nirvana… I found Nirvana. And then I remember thinking there is no way I would be able to squeeze the enormousness back into this tiny little body” (zie: ted.com). Net zoals in het experiment met de San Pedro cactus, zorgt het uitvallen van Jill Taylor’s linker hersenhelft voor het wegvallen van alle grenzen en structuren. Het opent de deur naar wat ik verder de ‘totale gemeenschap’, de ‘totale eenheid’ of de ‘heelheid’ zal noemen, naar analogie van begrippen zoals “pure socialiteit” (Walter Weyns), “anti-structuur” (Victor Turner) of “feest” (Arnold Van Gennep). Het afgescheiden zelf verdwijnt als sneeuw voor de zon. Natuurlijk kan men naast het nemen van psychedelische middelen en het ondergaan van herseninfarcten talrijke andere voorbeelden vinden waarbij de afgescheiden identiteit tijdelijk versmelt in de totale gemeenschap. Hypnotiseurs, bijvoorbeeld, brengen hun cliënten in een toestand van diepe relaxatie. Carnavalisten verschuilen zichzelf achter een masker. Voetbalhooligans verdwijnen in de scanderende massa. Derwisjen draaien zichzelf in een roes. Heavy metal fans headbangen zich high. Muzikanten verliezen zich in het orkest. Diepzeeduikers worden één met het water zoals het ongeboren kind één is met de moeder. Verliefde koppels worden dan weer één met elkaar (tot de grote liefde overgaat). Salvador Dali experimenteerde met de techniek die hij “Slumber with a key” noemde, om uit de totale éénheid creatieve inspiratie te putten. In zijn boek ‘50 Secrets of Magic Craftsmanship’ geeft hij de instructies. (1) Zet je neer in een fauteuil, bij voorkeur een Spaanse. (2) Onder de leuning plaats je een bord. (3) Neem een zware sleutel tussen duim en vingers. (4) Zorg ervoor dat je polsen over de leuningen van de stoel bengelen. “Having made these preparations, you will have merely to let yourself be progressively invaded by a serene afternoon sleep, like the spiritual drop of anisette of your soul rising in the cube of sugar of your body.” Op het moment dat je in slaap dommelt, valt de sleutel kletterend op het bord en ontwaak je geïnspireerd. Ook de uitvinder Thomas Edison zou dergelijke technieken hebben toegepast om een glimp van de totale gemeenschap op te vangen.
Naast al deze vrij herkenbare cases, kunnen we ook mensen vinden bij wie het zelf permanent is opgelost in de totale eenheid. Jeff Foster is zo een voorbeeld van iemand die zelfloos door het leven gaat (zie: www.lifewithoutacentre.com). Jeff maakt een onderscheid tussen het ‘personage’ Jeff en de ‘echte’ Jeff. Het personage Jeff is niet meer dan een verhaal of een rol die wordt gespeeld. De echte Jeff daarentegen is als een golf in de oceaan. Deze toestand van zelfloosheid noemt hij non-dualiteit of non-separatie: “Ultimately, who you really are, and life itself, are not separate. They are not-two, they are non-dual, they are inseparable.” Hij omschrijft het zelfloze leven als een ervaring van ‘heelheid’ die alle ideeën, concepten en geloofsovertuigingen overstijgt: “Life Without A Centre isn’t about just taking all of this on as a new belief system. It’s about seeing it for yourself. It’s one thing understanding intellectually that ‘we are all one’, ‘there is no separation’, or ‘the self is an illusion’. It’s another thing seeing this wholeness for yourself in the midst of every experience.” Sommige mensen noemen Jeff ‘verlicht’. Zelf ontkent hij dat in alle toonaarden. Moest hij zichzelf als verlicht ervaren, dan zou hij zich moeten afscheiden van anderen die niet verlicht zijn. Dan zou hij in zichzelf moeten geloven: “Somebody who thinks they are ‘enlightened’, and that you are not, is simply somebody with a belief that they – a separate individual – are ‘enlightened’ and you are not! They see themselves and you as separate. […] The question ‘are you enlightened?’ becomes totally irrelevant when things are seen clearly.” Wat Jeff op een individueel niveau beschrijft, is dezelfde paradox die we op een macro niveau gezien hebben bij de grote verlichtingsfilosofen uit de 18de eeuw (Locke, Jefferson, Rousseau,…). Met de constructie van een ‘maatschappij’ (die burgers verenigt) wilden zij hun idealen van vrijheid en gelijkheid realiseren. Maar in plaats van ‘eenheid’ te creëren, werden diegenen die vrij en gelijk waren afgescheiden van zij die ‘niet vrij’ of ‘niet gelijk’ waren (bv. slaven, werklieden, dieren en planten). Dit is ook de paradox van heel wat religies zoals het Jodendom, het Christendom en de Islam. Terwijl zij gelovigen met elkaar verbinden, scheiden zij hen af van niet-gelovigen… met andere woorden van de ‘totale gemeenschap’. Identiteitsgroepen en emancipatiebewegingen zijn daar dan weer een ander voorbeeld van. In mijn masterproef deed ik bijvoorbeeld onderzoek naar zelfhulpgroepen voor volwassenen met ADHD. In zo’n groep gaan participanten op zoek naar soortgenoten of gelijkgestemden, naar ‘eenheid in de gelijkheid’ dus. Paradoxaal genoeg versterkt dit net hun gevoel van scheiding (van de zo veel grotere wereld buiten de groep). Eén van de respondenten verwoordde dit als volgt: “Ik heb daar [in de zelfhulpgroep] meer beseft dat die [partner en vrienden] het over het algemeen toch niet zo goed begrijpen als de mensen uit die groep. Dus het effect is: door te voelen hoe goed dat dat wordt begrepen in die groep, beseft ge ook soms… geeft dat soms het eenzame gevoel buiten die groep, van hier voel ik het niet, hier mis ik het. Dat heb ik soms al wel gehad met vrienden en met mijn partner. Door daar het begrip te voelen, voel je het onbegrip sterker.” Non-dualiteit is misschien wel de enige uitweg voor deze paradox. Per definitie heft het alle gescheidenheid op. ‘Gescheidenheid’ betekent echter niet hetzelfde als ‘verscheidenheid’ of ‘diversiteit’. Diversiteit gaat samen met non-dualiteit. In een universum zonder scheidingen is er namelijk ‘eenheid in de diversiteit’.
Vandaag de dag worden talloze egoloze personen zoals Jeff Foster in esoterische kringen op handen gedragen. Vaak worden zij daar afgeschilderd als de herauten van een ‘nieuwe Verlichting'. Maar dergelijke interpretaties kunnen we moeilijk als een solide wetenschappelijke basis voor onze kennis beschouwen. Dus, wat zegt de wetenschap over het non-dualisme? Laat ons eerst eens kijken of de psychiatrie enige opheldering kan bieden. Helaas blijft dit vakgebied zeer vaag over het fenomeen. In de DSM-IV is ‘zelfloosheid’ niet opgenomen als een aparte stoornis. Evenmin wordt het expliciet genoemd als een specifiek symptoom van een andere stoornis. Binnen de DSM leunt zelfloosheid wellicht het dichtst aan bij de ‘depersonalisatie stoornis’ waarbij men “het aanhoudende of herhaalde gevoel [heeft] los te staan, een externe waarnemer te zijn van de eigen geestelijke of lichamelijke processen”. Het zou ook geïnterpreteerd kunnen worden als een manifestatie van het ‘syndroom van Cotard’ (dat niet als een aparte stoornis in de DSM is opgenomen). Deze stoornis wordt gekenmerkt door de aanwezigheid van nihilistische wanen over onder andere het lichaam en het bestaan, zoals het ontbreken van bepaalde organen of de gedachte dood of juist onsterfelijk te zijn. Een eerste onderzoek van de literatuur (via Web of Knowledge), op basis van de zoektermen ‘depersonalization’ en ‘Cotard’, maakt mij niet veel wijzer. Geen enkele publicatie beschrijft een case vergelijkbaar met die van Jeff Foster. Het lijkt wel alsof zelfloze personen weten te ontsnappen aan het waakzame oog van de psychiater. Een mogelijke verklaring hiervoor zou kunnen zijn dat zelfloze individuen zoals Jeff zichzelf verzinnen (en dus in werkelijkheid niet bestaan). Een andere mogelijkheid is dat zij zich niet in de psychiatrie aanmelden. Over de oorzaken van stoornissen zoals depersonalisatie tast de psychiatrie hoe dan ook nog in het duister (speculaties daarover lopen uiteen in verschillende richtingen: neurologisch, psychotisch, traumatisch, …). Als we via deze weg het zelf beter willen begrijpen, zitten we dus voorlopig nog op een doodlopend spoor. Laat ons dan maar eens in ons eigen vakgebied kijken. In de sociologie wordt het traditionele dualistische denken (in termen van dichotomieën) meer en meer in vraag gesteld. Verschillende sociologen trachten er van af te stappen. Het begrip ‘figuratie’ van Norbert Elias, bijvoorbeeld, wil loskomen van het onderscheid tussen ‘individu en maatschappij’. Beide concepten zijn onlosmakelijk met elkaar vervlochten en kunnen volgens Elias niet los van mekaar gezien worden. De ‘actor-network theorie’ (ANT) van Bruno Latour gaat nog een stap verder. Het poogt voorbij de radicale scheiding tussen ‘subject en object’, ‘mens en niet-mens’ en ‘cultuur en natuur’ te denken. Volgens Latour moet deze scheiding gezien worden als een product van de moderniteit waarvan de uiterste houdbaarheidsdatum verstreken is. “Nog nooit waren mensen en niet-mensen zozeer met elkaar verbonden”, aldus Latour. Volgens hem is er een continuïteit met de zogenaamde 'premoderne samenlevingen’, waar de werkelijkheid als een eenheid werd beleefd (zonder scheiding tussen mensen, dieren en voorwerpen), en zijn we dus in feite nooit modern geweest. De ANT gaat uit van het non-essentialistische karakter van de werkelijkheid. Alle fenomenen die wij als (op zichzelf bestaande) entiteiten 'percipiëren', zijn emergent binnen een (van het oog onttrokken) netwerk van relaties. Zo beschouwd zouden we kunnen stellen dat ook een verschijnsel als het ‘zelf’ pas bestaat in de verbindingen die het aanknoopt met allerlei (zeer heterogene) ‘actanten’. Traditioneel waren dat elementen zoals familie, religie en grondgebied (die op hun beurt ook weer emergent zijn binnen een ander netwerk). Neem deze elementen weg en het zelf (of onze identiteit) stort als een kaartenhuisje in elkaar, tenzij het zich natuurlijk overeind kan houden binnen een nieuw netwerk van relaties.
In het westen staat het non-dualistische denken echter nog in de kinderschoenen. In de zoektocht naar het zelf en de reden voor al de last die het ons bezorgt, kunnen we dus niet anders dan een verplicht uitstapje maken naar Azië, de plaats waar het zijn oorsprong vindt. Dit continent wordt door velen beschouwd als het grootste laboratorium voor ‘zelf-studie’. Elementen van non-dualistisch denken vinden we er terug binnen talrijke religieus filosofische stromingen. Neem nu bijvoorbeeld het Boeddhisme. In deze denkstroming wordt 'anicca' (Pali voor vergankelijk, voorbijgaand, veranderend) gezien als een universeel kenmerk voor alle verschijnselen, ook voor gedachten of percepties van het zelf dus. Daaruit leiden zij af dat alle verschijnselen geen zelf hebben ('anatta': Pali voor ‘geen zelf’, ‘zonder ego’). Inzicht in deze ware aard van de werkelijkheid leidt volgens boeddhisten tot een automatische opheffing van het zelf. In zijn meest zuivere vorm vinden we het non-dualistische denken terug in de Advaita Vedanta, een onderstroming binnen de hindoeïstische Vedanta. Deze stroming wordt gekenmerkt door een radicale ontkenning van het bestaan van alle mogelijke scheidingen tussen bijvoorbeeld subject en object, mij en ander, lichaam en geest ('advaita': Sanskriet voor ‘afwezigheid van tweeheid’). Al deze scheidingen worden geïnterpreteerd als aangeleerde manieren van denken, illusies dus. Het eigen bewustzijn (m.a.w. het ‘zelf’) valt volgens de Advaita Vedanta samen met het ‘kosmisch bewustzijn’, de 'absolute realiteit’ of het ‘Brahman’ (m.a.w. de ‘totale eenheid’ of de ‘pure socialiteit). Deze non-dualistische manier van denken hebben we reeds uitgebreid bekeken in de case van Jeff Foster. Nieuw is echter de conclusie die er verder uit getrokken wordt, namelijk dat al het lijden voortvloeit uit de scheiding met de eenheid en dus uit de identificatie met het zelf. Gescheidenheid (het ik dat tegenover het ander wordt geplaatst) wordt gezien als de oorzaak van alle problemen, zowel bij het individu (cf. de observaties van Wilkinson & Pickett) als in de samenleving (denk maar aan alle politieke en religieuze conflicten). Hoe harder mensen de ‘illusie van het zelf’ in stand trachten te houden, hoe meer zij zich afscheiden van de eenheid en hoe erger dus de problemen. Helaas leidt een eenvoudig geloof in deze ‘absolute werkelijkheid’ of een louter cognitief begrijpen ervan niet tot de opheffing van het duale denken. De verdamping van het zelf kan volgens de Advaita Vedanta enkel gerealiseerd worden door de ware aard ervan te ervaren. (Om het zelf empirisch te onderzoeken, ontwikkelde de Advaita Vedanta diverse methoden zoals meditatie en yoga.)
We hebben dus nu een antwoord op onze eerste onderzoeksvraag, waarom het zelf ons zoveel last bezorgt. Al het verzamelde materiaal wijst in de richting van het duale denken. Toegegeven, het is niet veel meer dan een voorlopige hypothese, maar het verdient verder wetenschappelijk onderzoek, bij voorkeur interdisciplinair. Rest ons nog de vraag wat het ‘zelf’ of de ‘totale eenheid’ of de ‘pure socialiteit’ (of wat men het ook wil noemen) in werkelijkheid is. Die vraag kan, mijn inziens, moeilijk worden overgelaten aan theologen, filosofen, psychologen of zelfs sociologen (zoals mezelf). Biologen zoals Christian de Duve zouden het raadsel van het ‘zelf’ waarschijnlijk koppelen aan de studie van het leven. Misschien zouden zij het zelf omschrijven als “het leven dat zich op een bepaald moment in de evolutie van zichzelf bewust is geworden”. Laat ons dat even bekijken. De ‘generator van het bewustzijn’ is zonder twijfel de cortex [zie: De Duve (2009), Genetics of Original sin. The Impact of Natural Selection on the Future of Humanity]. De grens van de cortex met de rest van het brein dient dan als een scherm tussen het onbewuste en het bewuste. Maar hoe deze hele machinerie precies werkt, dat is momenteel nog een mysterie. “Misschien zullen er nog complexere hersenen nodig zijn om haar geheimen te begrijpen”, stelt de Duve. Het ‘leven’, vervolgens, dat is in de ogen van een bioloog in essentie niets anders dan een hoopje halfdoorbakken moleculaire bakstenen (suikers, vetzuren, aminozuren, stikstofhoudende basen en enkele minerale componenten die op hun beurt de bouwstenen vormen van grotere moleculen zoals polysachariden, vetten, proteïnen en de nucleïnezuren DNA en RNA) die door een membraan bijeen gehouden en van de buitenwereld gescheiden worden, en dat in staat is om onder de juiste externe condities voort te bestaan, te groeien en te vermenigvuldigen door deling. Maar wat is dan de ‘oorsprong’ van het leven? Hoe is vanuit de inerte materie (cf. de ‘kosmische oersoep’) de eerste levensvorm (cf. de ‘oercel’) ontstaan? Misschien heeft er op een bepaald moment een bovennatuurlijke kracht ingegrepen (religieus gezien een ‘Schepper’ die de materie ‘bezield’ heeft of filosofisch uitgedrukt een soort van ‘élan vital’ die de materie werd ‘ingeblazen’ (cf. Henri Bergson). “Theoretisch kan die mogelijkheid nog niet worden uitgesloten”, stelt de Duve, al gelooft hij er niet in. Alle puzzelstukken waarover wij vandaag de dag beschikken, wijzen er volgens hem op dat het leven op een natuurlijke (chemische) wijze ontstaan is, niet in één klap, maar incrementeel, in vele kleine stapjes. Met andere woorden via de weg van de geleidelijkheid. (Om dat te begrijpen is er statistisch inzicht nodig, namelijk het inzicht dat als een gebeurtenis ‘kan’ plaatsvinden, het ook ‘zal’ plaatsvinden, op voorwaarde dat de tijd maar lang genoeg is.) Zouden we dan met enige verbeelding kunnen stellen dat het ‘zelf’ het bewustzijn is van het leven dat (door een membraan) werd afgescheiden van de kosmische oersoep (de totale eenheid dus)? Waarschijnlijk slaan mijn stoppen nu door, maar dat zal ik door een specialist moeten laten bekijken. Fysici zoals Albert Einstein, tenslotte, zouden (gebruik makende van de beroemde formule E=mc²) waarschijnlijk zeggen dat het zelf of de totale eenheid gewoon ‘energie’ is. Maar zo eenvoudig als dat lijkt, helaas overtreft het mijn beperkte verstand. “Schoenmaker blijf bij uw leest” zal mijn professor sociologie bovendien zeggen terwijl hij mij een veeg uit de pan geeft. Voortaan zal ik mij dus beperken tot de bescheiden maar daarom niet minder leuke studie van de knotsgekke maar soms ook pijnlijk tragische toeren die wij, tot op het bot geëmancipeerde individuen, allemaal niet uithalen om onze al dan niet denkbeeldige zelf in deze al maar meer liquide samenleving boven water te houden of om dat net niet te doen.
No comments:
Post a Comment