Ondertussen zijn er een kleine vier weken voorbij gevlogen sinds ik in de futuristische Suvarnabhumi luchthaven de tropische Thaise grond vaarwel kuste. 36 uren later ben ik dan na een lange stoelendans via Sydney en Auckland op mijn flipflops in Santiago aangekomen en verrast door de Chileense winter: ijzige kou, wind, hagel en regen. Een wrede overschakeling dat je hele systeem door elkaar schudt als een aardverschuiving. Weg zijn de zon en de thaise lachen. Alles doet terug westers aan. De verfijnde oosterse keuken is vervlogen tot een verre droom. Vanaf nu staan er completos (een soort slijmerige hotdog beladen met ketchup en zoete mosterd), empañadas (gefrituurde of in het beste geval gebakken en met allerhande vlezerige ingredienten gevulde deeglappen) en parilla (meters lange gegrilde stukken rund) op het menu. Er is eveneens een einde gekomen aan de luxe van een eigen kamer (of bungalow)... net zoals in Europa hokken alle reizigers samen in claustrofobische slaapzalen. Kortom, het is hier stevig inboeten aan levenskwaliteit en ik kan niet ontkennen dat ik de eerste dagen serieus met de gedachte heb gespeeld om op het eerste vliegtuig terug naar Bangkok te stappen. Maar reizen is niet altijd een pretje. Soms moet je bikkelhard zijn. Ik ben naar dit continent gekomen om het te veroveren en alvorens ik dat gedaan heb heb zal ik het niet verlaten!
En zo begeeft Tom zich met de moed der wanhoop en geharnast in zijn warmste kleren in de ijzige kou. Santiago is niet veel meer dan een moderne metropool, geflankeerd door de besneeuwde pieken van de Andes die doorgaans van het zicht worden afgeschermd door een zware, boven de stad hangende gordijn van grijze mist. Mensen haasten zich door het druilerige weer heen en weer naar hun raadselachtige bestemmingen. Afgesneden van de zon, de bron van het leven, moet er dringend actie worden ondernomen, wil ik niet dieper in mijn bedrukte stemming verglijden. Een beetje beweging zal me er ongetwijfeld bovenop helpen en ik ontwikkel het plan om me naar Valparaiso, de stad van Pablo Neruda, te verschepen. Geen slechte zet. De hemel kleurt blauw en opgevrolijkt door een aangenaam groepje lotgenoten kan ik aan het grote zuid-amerikaanse avontuur beginnen.
Tot het Panama kanaal begin vorige eeuw werd geopend was Valparaiso een belangrijke havenstad langs de Kaap Hoorn en Stille Zuidzee route, een halte voor de duizenden buitenlandse handelsschepen. Nu hangt er onmiskenbaar een sfeer van vergane glorie in de lucht en de industriele haven kunnen we niet bepaald esthetisch noemen. Maar geholpen door de zon kan de stad me toch charmeren. De met pastel kleurige huizen bezaaide cerros (heuvels) rijzen als een half cirkelvormige amfitheater op rond de baai. Antieke ascensores (liften) pendelen op en neer en kronkelende steegjes verbergen nieuwe verrassingen achter elke hoek. Een uitstap naar Isla Negra zorgt eveneens voor aangename verstrooing. Dit slaperige dorpje aan de ruige kust dank haar bekendheid vooral aan het buitenverblijf van de verzamelzuchtige dichter Neruda. Net zoals zijn andere huizen (in Santiago en Valpo) is ook deze manniakaal ontworpen als een schip op het droge. Maar verder valt er niet veel te beleven en al snel verdwaal ik terug in die oneindige poel van mogelijkheden tot, plotsklaps en uit het niets, een idee door mijn hoofd begint te spoken ... “Buenos Aires”. Genereer ik zelf deze gedachten of is het werkelijk mogelijk dat de energie van deze plek me naar haar toe tracht te lokken? Ik kan het niet van me afschudden en dus zit er niets anders op dan me daar naar toe te begeven.
Maar zo snel komen de Chilenen niet van me af. Eerst nog even een slordige duizend kilometer naar het zuiden bollen. Daar bevindt zich het Lake District, waar ik net op tijd arriveer om de veel bezongen Villarica vulkaan in een zwarte dons van wolken te zien verdwijnen... “come back you bastard.... I want to climb you!” Maar niets help. Mijn wanhopige kreet ebt weg in de zwangere lucht en al snel breekt de hel los. Regen gutst uit de lucht. Als de vulkaan niet bedwongen kan worden dan zal het Parque Nacional Huerquehue eraan moeten geloven! Normaal gezien een paradijs voor wandelaars. Maar aan het einde van de dag zie ik me genoodzaakt om me verkleumd en onderkoeld gewonnen geven en onder een beukende wind, sneeuw en bijtende regen blaas ik de aftocht, met de staart tussen mijn twee benen. Drie dagen platte rust aan de open haard. Ik verplaats mijn offensief naar de kust: Valdivia meerbepaald, een piepkleine en hartelijke universiteitsstad aan de samenloop van de Rio Valdivia en de Rio Calle Calle en temidden van een meanderend rivierlandschap. Stukken land worden in tweeen gesneden, eilanden rijzen op uit het niets en slanke waterwegen openen zich op tot meren om zich even later weer strak dicht te plooien. Restanten van 17de en 18de eeuwse Spaanse forten verraden het strategische belang van de nederzetting die later nog zal sneuvelen onder woeste aanvallen van de Mapuche indianen en na de Chileense onafhankelijkheid gebruikt zal worden als zetel voor de Duitse immigratie. Tijdens de vele grensconflicten met haar aartsvijand Argentinie besloot de jonge republiek immers om een hele hoop Duitsers te importeren, om zo haar gewicht in deze schaars bevolkte streek te verzwaren. Bijkomend voordeel is het feit dat Chile vandaag de dag gezegend wordt met een uitgebreide selectie aan uitmuntende bieren. Samen met de Feria Fluvial (vismarkt) doet het me de regen vergeten. Donkere dagen worden opgevrolijkt met het kuisen van verse choritos (mosselen aan twee kilo voor een euro) en als een echt viswijf leer ik tilapia fileren om het even later te verwerken tot een overheerlijke ceviche (een eenvoudig, origineel en voortreffelijk peruaans gerecht en een gegarandeerde voltreffer voor uw volgende receptie). En terwijl de gerookte zalmen aan twee euro per kilo langs mijn oren vliegen zet ik mijn tocht verder naar Puerto Octay, een van de vele kolonies waar het krioelt van de duitsers en waar de Osorno vulkaan verstoppertje speelt in de mist.
De regen kletst weer naar beneden en ik vlucht de Andes over. Water kristalliseert tot zware vlokken sneeuw die zich metershoog opstapelen langs de kant van de weg. Vrachtwagens staan dwars op de baan maar onze bus kronkelt moeiteloos door de bochten. Zodra we de grens met Argentinie over zijn breekt de zon op mysterieuze wijze de wolken open. Het spectakel dat zich alzo openbaart is een plezier voor het oog: stijle, wit geglazuurde en messcherpe rotsen die zich weerspiegelen in gigantische meren. Het dorre ruige landschap vormt een opmerkelijk contrast met het veel groenere en zachtere Chile. De bus zet me af in Barriloche, het Argentijnse skigebied bij uitstek aan het rustieke Lago Nahuel Huapi. De verleiding is groot om de latten onder mijn voeten te binden, bijna onweerstaanbaar zelfs, maar wonder boven wonder overwint de rede. Met een verfromfraaide knie en met mijn stijl van skieen zou ik me ongetwijfeld op een duizelingwekkende wijze in de vernieling storten. En daar is het nu nog te vroeg voor! Dus vervolg ik mijn weg naar Puerto Madryn. Als er niet geskied kan worden dan zal ik me moeten troosten met een frisse duik in de Atlantische Zee. Maar nieuwe hinderpalen doemen op op mijn weg...